Een kijkje in je grijze massa

  • Gepubliceerd op:  .
  • Leestijd: 7 min.
  • Geüpdated: 21-11-2023.
  • Auteur:

    Auteur

    Natalie

Wat gebeurt er in mijn hoofd als ik speel?

Ha! Drie keer kersen! … O, maar niet op één rij. Nou ja, beter dan niks, zijn we dan geneigd te denken. Maar klopt dat wel? Onderzoekers buigen zich graag over deze en andere dingen die gebeuren in het brein van gokliefhebbers. Want wat denken we, terwijl we besluiten wel of niet in te zetten? En waarom vinden we dat überhaupt zo leuk? Een kijkje in je grijze massa.

Vragen als deze kun je in de psychologie op twee manieren benaderen. Met lichamelijke processen, zoals de productie van hormonen en andere stoffen die ons aansturen, of hersenstructuren die al dan niet afwijken. De andere manier is interessanter: hoe zetten we in wat we weten, of denken te weten? Dat noemen we de cognitieve benadering, die gaat over het bewust opnemen, verwerken, vastleggen en gebruiken van informatie.

Een van de bekende, vroege gedragspsychologen was B.F. Skinner. Die was dan wel cognitief psycholoog, maar hij was ervan overtuigd dat wat veel van wat we doen het resultaat is van kennis waar we ons juist niet bewust van zijn. Van dingen die we onbewust hebben opgeslagen, en waar we zelf geen toegang toe hebben. 

Gedragspsycholoog Bf Skinner

Hij heeft een goede verklaring waarom we überhaupt graag kansspelletjes spelen. En grappig genoeg is het feit dat je níet altijd wint wat maakt dat we gokken zo leuk vinden. ‘Logisch!’ roep je nu. Maar ook wel onlogisch, als je voor winst gaat, wat mensen over het algemeen doen. In veel andere situaties zouden we dat risico niet nemen. Maar misschien heet altijd geld krijgen voor wat je doet gewoon ‘werken’, en is het ook daarom leuker om niet altijd te winnen.

Ronddraaiende duif

Skinner bewees dit met zijn lievelingsproefdier de duif. Hij stopte ze in een doos en liet ze doen wat duiven daarin zoal doen. Eten, slapen, bewegen, pikken. Eén van de dingen die ze deden, bijvoorbeeld per ongeluk een rondje draaien, beloonde hij met voer. Hoe vaker hij dat deed, hoe groter de kans werd dat ze de rondjes gingen draaiden. Beloonde hij ze regelmatig – rondjes draaien werd, zeg maar, een baan – dan hielden de duiven er al snel mee op om extra moeite te doen. Veel te vermoeiend. Dat deden ze pas vlak voor het moment van beloning zou komen. 

Ronddraaiende Duif

Wat veel beter werkte, en daar komt de vergelijking met gokken, is als de duiven onvoorspelbaar en onregelmatig beloond werden. Dan deden ze weer continu hun best in de hoop dat ze eten zouden krijgen. Zo lijkt het bij gokspelletjes ook te werken: omdat de kans op winst onregelmatig en onvoorspelbaar is, hebben we de neiging nog een paar keer te proberen. Want wie weet gaan we toch nog wat winnen. Meestal stoppen we na verloop van tijd.

Bijvoorbeeld als ons geld op is, de wasmachine roept dat hij klaar is, of onze partner zegt dat we naar het bos moeten met de hond. Want uiteindelijk zijn we geen duiven. Vermoedelijk hebben we meer invloed op ons gedrag omdat we erover na kunnen denken. En hebben we een vrije wil, al zijn de meningen daarover verdeeld. In elk geval liet Skinner zien dat je met slim belonen en straffen een heel eind kunt komen met mensen een bepaalde richting in te sturen. 

Hardop denken

Meer recente cognitieve psychologen bekeken wat er gebeurt als we eenmaal aan het spelen zijn. We overschatten onze kans om te winnen, maar waarom eigenlijk? Een van de redenen daarvoor is dat we bij sommige spelletjes vaardigheden nodig hebben. Bij een spel als BlackJack moet je de regels snappen, een strategie bedenken, en reageren op wat er gebeurt. Die kennis heb je weliswaar nodig om te kunnen spelen, maar toch bepaalt de kans nog altijd of je wint. Toch geeft dat gebruik van kennis je het gevoel dat je een behendigheidsspel speelt: je geeft je vaardigheden een grotere rol dan ze eigenlijk hebben. Resultaat: het is leuk. Je wilt het nog best eens proberen want je begint het te leren.

Hoe weten we dit? In Canadees onderzoek werden mensen die aan het gokken waren gevraagd om werkelijk alles wat bij hen opkwam hardop te zeggen. Ze werden aangemoedigd om non-stop te praten en daar vooral niet bij na te denken. Die woordenbrij werd opgenomen, en de uitspraken werden geordend in ‘waar’ (‘Dit is een machine, ik heb er geen controle over, dit is geluk hebben’) en ‘niet waar’ (‘Ik ben hier goed in aan het worden, ik heb her onder de knie’). De gemiddelde speler riep ongeveer 70-80 procent dingen die niet waar waren tijdens het spel, ook als uit vragenlijsten vooraf en achteraf bleek dat ze het principe van het kansspel heel goed kenden. 

Slechte kans-inschatters

Er is nog een reden waarom we onze winkans overschatten. We zijn als mensen namelijk gewoon bijzonder slecht in het inschatten van kansen. Wist je bijvoorbeeld dat de kans dat in een groep mensen van vijftig mensen, de kans dat er twee op dezelfde dag jarig zijn, 97% is? Maar andersom dat de kans dat je na 100.000 keer munt, nog steeds even veel kans hebt om munt te gooien? Ok, dat laatste weet je rationeel. Maar toch blijkt uit onderzoek keer op keer dat mensen geloven dat dat wél zo is, of zich er in elk geval naar gedragen.

Gambers Fallacy

Ze zetten meer en vaker in op rood, als wit vaak achter elkaar is gevallen. De zogenaamde ‘gamblers fallacy’. En dan is het ook nog zo dat online spelletjes ons vaak een handje helpen om ons een verkeerd beeld te vormen. Winst gaat gepaard met allemaal leuke lichtjes en geluidjes, verlies geeft vaak een oorverdovende stilte. Geen wonder dat we ons winst beter herinneren en misschien denken dat we vaker winnen dan we eigenlijk doen. We schatten onze winstkans te hoog in.

Dat zijn míjn getallen!

Ken je dat verschijnsel dat je gelooft dat als jij zelf op de knoppen drukt, de uitkomst anders zal zijn dan als het bijvoorbeeld je vriendin het voor je doet? Ook dat is onderzocht. In een baanbrekend onderzoek kregen proefpersonen een lot. Ze mochten daarbij wel of niet hun lot kiezen. Daarna werd ze gevraagd hun lot terug te verkopen aan de onderzoeksleider. Proefpersonen uit de eerste groep vonden hun lot veel meer waard dan proefpersonen die niet zelf hadden gekozen.

Sterker: in vervolgonderzoek kozen ze ervoor hun eigen lot te houden, ook als de winkans van een nieuw aangeboden lot groter was. Ze verkleinden dus hun eigen winstkans. Niet logisch, natuurlijk. Hetzelfde gevoel van controle over de winst krijgen mensen als ze invloed op het spel hebben, bijvoorbeeld als ze de roulettebal zelf gooien. Ze verwachten dat eigen actie kun kansen verhoogt – wat natuurlijk niet klopt.

Bijna gewonnen!

Bijna winnen valt meer op dan duidelijk verliezen. Als je op een fruitautomaat bijvoorbeeld een winlijn hebt met één kers, en op de lijn erboven twee kersen, onthoud je dat. In onderzoek beoordeelden vrijwilligers computergestuurde paardenraces met een nek-aan-nek finish als ‘beter’ dan races met een duidelijke winnaar vanaf het begin. Bijna winnen geeft je de illusie van controle: je hebt niet het gevoel dat je steeds verliest, maar dat je steeds bijna wint. Dat werd onderzocht met machines waarop het voorkomen van ‘bijna winnen’ hoog was ingesteld. Spelers die op die machine speelden werden vergeleken met spelers die op een machine speelden die ingesteld was op weinig ‘bijna winnen’. Ze wonnen even vaak, maar de mensen in de eerste groep speelden veel langer dan die uit de tweede groep: ze hadden het gevoel dat ze snel zouden winnen omdat ze immers al bijna wonnen. Overigens liet onderzoek ook zien, dat als je maar vaak genoeg bijna wint, het op den duur geen effect meer heeft. Ook bijna winnen went. 

Aan winnen is het lastig wennen. Maar we blijven proberen, voor de lol.

Gepubliceerd op in Nieuws.

Auteur

Natalie

Over Natalie

Natalie studeerde psychologie en werkt sinds mensenheugenis als zelfstandig tekstschrijver en cartoonist. Ze verwondert zich graag over menselijk gedrag, vooral in onzekere situaties, zoals bij…

Meer over Natalie >

Top 6 Casino's